Meester Zhuang Zhou is de auteur van de Zhuangzi, een boek dat al meer dan 2200 jaar (!) grote invloed uitoefent op de Chinese cultuur en ook in het Westen veel gelezen wordt. Het diepzinnige werk is geschreven met gevoel voor satire en humor. De geschriften van Zhuang Zhou worden gezien als meesterwerken uit de wereldliteratuur en als een van de pijlers voor het taoïsme en het meditatieve zenboeddhisme.

Drijft de spot

Zhuang Zi’s filosofie is anti-conformistisch, sceptisch, nihilistisch, soms anarchistisch. Hij drijft de spot met de staatsfilosofie (confucianisme), alsmede de daarbij behorende rituele orde. Hij ondermijnt de begrippen waarheid en werkelijkheid en wijst kennis en begrip daarvan af. Zhuang is geen voorstander van categorieën, evaluaties en ook niet van een gesloten systeem van denken. Hij verwerpt fixatie op eigen oordeel en kennis die uitgaat van één optiek.

Op een dag droomde ik, Zhuang Zhou, dat ik een vlinder was

Een heel bekende paradox van Zhuang is deze: “Eens op een dag droomde ik, Zhuang Zhou, dat ik een vlinder was, een vlinder die fladderend rondvloog, tevreden met zichzelf, en zich niet bewust dat hij mij was. Plotseling werd ik wakker en begon ik me er rekenschap van te geven dat ik nog altijd Zhou was. Nu is de vraag of ik Zhou ben die droomde dat hij een vlinder was, ofwel een vlinder die droomde dat hij mij was. Toch bestaat er noodzakelijkerwijs een verschil tussen mij en die vlinder. Dat noemen we dan maar de verandering der dingen.”

Is er dan nog grond voor discussie? Of is er geen grond?

“Woorden uiten is niet lucht uitblazen. Degenen die woorden uiten, zeggen iets. Maar dat wat ze zeggen is bij uitstek wisselvallig. Is er dan wel echt zoiets als ‘iets zeggen’? Of bestaat er eigenlijk niet zoiets als ‘iets zeggen’? Als je vindt dat iets zeggen verschilt van het tjilpen van vogeltjes, is er dan nog grond voor discussie? Of ie er geen grond voor discussie? Niet het zijn, maar het niet-zijn, niet het weten, maar het niet-weten, niet het doen, maar het niet-doen bestemt onze werkelijkheid.”

‘De ander’ komt voort uit jezelf en ‘jezelf’ berust op de ander

“Ieder wezen is ‘de ander’ (voor een ander wezen), en ieder wezen is jezelf (voor zichzelf). Ga je uit van ‘de ander’, dan zie je het verschil niet, maar ga je uit van jezelf, dan besef je het wél. En daarom kan gezegd worden dat ‘de ander’ voortkomt uit jezelf, en ‘jezelf’ berust op de ander. Dat is de redenering van het wederzijds voorbrengen van complementaire tegengestelden.

Net zoals het leven uit de dood voortkomt en de dood uit het leven, zo is het ook dat ‘juist’ uit ‘onjuist’ voortvloeit en ‘onjuist’ uit ‘juist’. Omdat er een ‘wel’ is, is er ook een ‘niet’ en tegenover het ‘niet’ staat altijd weer een ‘wel’. Dat de heilige mens daarom niet zoekt naar oorzaken van buitenaf, maar alles ziet in het licht van de hemel. (de natuurlijke orde)”

Jezelf is ook de ander, de ander is ook jezelf

Jezelf is ook de ander;
De ander is ook jezelf;
Vanuit het oogpunt van de ander gezien heb je de ene kijk op juist en onjuist;
Vanuit het oogpunt van jezelf gezien heb je weer een andere kijk op juist en onjuist;
Is er dan wel eigenlijk een ‘ander’ en een ‘jezelf’?
Of is er eigenlijk helemaal geen ‘ander’ en ook geen ‘jezelf’?

De tao is nog nimmer gedefinieerd. Woorden hebben nog nooit enige bestendigheid gehad. Vanuit het eigen beperkte gezichtspunt bestaan er begrenzingen. Wat valt er over die begrenzingen te zeggen? Ze zijn: de linkerkant, de rechterkant, de leerstellingen, de commentaren, de onderscheiden, de discussies, de competities, en de ruzies.

Daar waar gediscussieerd wordt, wordt iets uit het oog verloren

De heilige mens houdt alles voor zich, terwijl gewone mensen demonstratief met elkaar discussiëren. En daarom: daar waar gediscussieerd wordt, wordt iets uit het oog verloren. Voorwaar:

De grote tao wordt niet genoemd;
Grote disputen zijn zonder woorden;
Grote medemenselijkheid is niet medemenselijk;
Grote bescheidenheid noemt zichzelf niet bescheiden;
Grote dapperheid is niet gewelddadig.

Want:

De tao die zichtbaar is, is niet de tao;
Woorden voor disputen gebruikt, bereiken niets;
Medemenselijkheid die te aanhoudend is, is niet alomvattend;
Bescheidenheid die te zuiver is, is niet te vertrouwen;
Dapperheid die gewelddadig is, is niet volmaakt.

Wie weet stil te staan bij wat hij niet weet, die heeft het allerhoogste bereikt

Wanneer deze vijf stellingen niet terzijde worden geschoven, dan komt men dicht bij de goede richting.
Wie weet stil te staan bij wat hij niet weet, die heeft het allerhoogste bereikt. Wie kent discussies zonder woorden?

Ik ga proberen het voor jou in het wilde weg onder woorden te brengen, en jij gaat er in het wilde weg naar luisteren. Hoe zou dat zijn?

Leunend op zon en maan,
Draagt hij het heelal met zich mee,
Opdat alle dingen elkaar omhelzen en zich verenigen,
Maakt hij alles glad en versmolten;
Door elkaar te dienen, eerbiedigen zij elkaar.
De gewone mensen zijn jachtig en druk,
De heilige mens is duf en suf.
Gedurende tienduizend jaren, in eenheid volmaakt hij zijn eenvoud;
Alle schepsels zijn zoals ze zijn en vinden hierin hun onderlinge verbintenis.

Een windmolen draait als de wind waait ~ Wijk aan Zeeërs zingen ‘Hamelen’

Uit Wijk aan Zeeërs zingen Hamelen het liedje Een windmolen draait als de wind waait van Joop Stokkermans en Harrie Geelen

Aanverwante artikelen op deze website

Disclaimer