Op een vriezende en winderige, winterse dag fietste ik over het fietspad langs de Zeestraat tussen Beverwijk en Wijk aan Zee. Flinke rookwolken waaiden er voorbij. De rook kwam uit de bosjes achter het pompgebouwtje bij het Oostelijk viaduct vandaan. Ik zette mijn fiets aan de kant en ging even kijken wat er aan de hand was.

En daar stond Hans, die daar blijkbaar een vuurtje had gemaakt.

Hans was iemand die je vaak op straat tegenkwam, iemand die er wat verweerd uit kon zien, iemand die misschien wel sliep in een bunker, of in een tentje in de duinen, iemand die de dokter ‘beter’ probeerde te maken met precaire ‘geneesmiddelen’ [1] die ze in Amerika ‘drugs’ noemen.

En nu had die gozer zijn blauwe jack op de vlammen gelegd en dat brandde en rookte als een gek. “Hans, wat ben jij nou aan het doen!”.
“Nou… lekker warm, het is zo koud”.

Je jas verbranden om het warmer te krijgen

Je jas verbranden om het wat warmer te krijgen, toen vond ik dat raar, maar is dit niet precies wat de tijdgeest het liefste doet? Quick-fixen?

Het is wetenschappelijk een feit dat een brandende jas je per direct warmte geeft. Het geeft onmiddellijk het gewenste effect. Het is een ‘bewezen effectieve methode’, ‘het werkt!’ Dat de bijwerking (geen jas meer) je vervolgens extra in de kou zet dat is van later zorg. En trouwens, je kunt ook je trui nog op het vuur gooien.

Hans, jongen, waar je ook bent, ik hoop dat je het goed hebt, misschien was jij je tijd wel ver vooruit.


JP

Under the Bridge – Red Hot Chili Peppers akoestisch in Amsterdam 1991