Liedje van Shelley Pinz en Paul Leka uit 1968 gespeeld en gezongen door Jan Paul van der Meij @ Badgastenkerkje Wijk aan Zee. Speciale dank aan: Woody Folmer: bas, Mariëtte van Soest, Ab Winkel: backing vocals en Saskia Dommisse: Ronnie Dry drum.

Liedje waar (bijna) niemand iets in zag ging naar nummer 1

Tekstschrijfster/ dichter/ psychotherapeute Shelley Pinz: “Ik zag een man met een tamboerijn in zijn hand staan bij het Brill-building in New York, hij vroeg om geld. Ik schreef een gedicht over hem en noemde dat Green Tambourine”. Paul Leka schreef er de muziek bij en ging er mee naar diverse uitgevers. Het Brill-building zat destijds vol met succesvolle muziekuitgevers die geen belangstelling hadden voor het liedje over een man met een tamboerijn. Maar bij het pas opgerichte label Buddah records was wel iemand die er iets in zag.

Neil Bogart van deze platenfirma legde het liedje voor aan de groep de Lemon Pipers maar de band zag ook al niets in het liedje. Daarna liet Bogart de band weten dat dit hun allerlaatste kans was bij Buddah records; óf ze speelden dit liedje óf ze werden ontslagen.

Zoals dat gaat met verhalen zou het goed kunnen zijn dat ook dit verhaal gewoon verzonnen is. Hoe dan ook: een goed verhaal is een goed verhaal. Het liedje gaat immers over zingen voor geld: Any song you want I’l gladly play, money feeds my music machine, now listen while I play… my green tambourine.

Paul Leka, de man die de muziek schreef van My green tambourine, deed ook de productie in de studio.

Nadat de single op de markt kwam was het ook hier weer een aarzelende start maar My Green Tambourine ging toch naar de top in Amerika. In Nederland bereikte het liedje de 9e plaats in de Top 40.

Making of

Jan Paul: “Ik vond het een leuk nummer om in te duiken. Het is een heel catchy en sprankelend gearrangeerd nummertje, het is compact, komt heel snel to the point, in 2 minuten is het duidelijk. Het is een combinatie van pop, Oosterse en klassieke instrumenten. Hipper dan dit kon bijna niet in 1967. Het melodietje in het intro heb ik gespeeld op een (gesampelde) ‘echte’ Indiase sitar bij afwezigheid van een sitar-gitaar zoals de Lemon Pipers hebben gebruikt.

Om passende belletjes te vinden heb ik gezocht in alle hoeken en kasten van de studio, je hoort zowel (echte) meditatiebelletjes en xylofoon als ook een (digitaal) Tibetaans belletje. Woody Folmer speelde de baspartij vloeiend in één take in. Zo’n mooie echo als in dit nummer hoor je bijna nooit; listen while I play play play play play play play… was leuk om die te maken, dat was niet moeilijk met de fantastisch klinkende Echorec plugin van Pulsar. Mariëtte en Ab hebben heel nauwkeurig de backing vocals uitgezocht en gezongen. Een paar keer in het nummer stopt de muziek even en dan hoor je 4 klappen op een trommel en een tamboerijn. Die trommel is gespeeld door Saskia. In onze vriendenkring noemen wij deze de Ronnie Dry Drum omdat ie gemaakt is door Ronald Droog uit Beverwijk”.